SV | En de HEERE, de God hunner vaderen, zond tot hen, door de hand Zijner boden, vroeg op zijnde, om [die] te zenden; want Hij verschoonde Zijn volk en Zijn woning. |
WLC | וַיִּשְׁלַ֡ח יְהוָה֩ אֱלֹהֵ֨י אֲבֹותֵיהֶ֧ם עֲלֵיהֶ֛ם בְּיַ֥ד מַלְאָכָ֖יו הַשְׁכֵּ֣ם וְשָׁלֹ֑וחַ כִּֽי־חָמַ֥ל עַל־עַמֹּ֖ו וְעַל־מְעֹונֹֽו׃ |
Trans. | wayyišəlaḥ JHWH ’ĕlōhê ’ăḇwōṯêhem ‘ălêhem bəyaḏ malə’āḵāyw hašəkēm wəšālwōḥa kî-ḥāmal ‘al-‘ammwō wə‘al-mə‘wōnwō: |
En de HEERE, de God hunner vaderen, zond tot hen, door de hand Zijner boden, vroeg op zijnde, om [die] te zenden; want Hij verschoonde Zijn volk en Zijn woning.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En de HEERE, de God hunner vaderen, zond tot hen, door de hand Zijner boden, vroeg op zijnde, om [die] te zenden; want Hij verschoonde Zijn volk en Zijn woning.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!